42
Meneer Braun had uitgekeken naar de verhuizing. Zijn huisje op The Hermitage was een rustplaats geweest, The Last Resort zou zijn war room worden. Hij had nagedacht over hoe Margo te bestrijden. Diverse scenario’s waren in zijn hoofd opgekomen. Daarin vermoordde hij haar, liefst door het op een ongeluk te laten lijken. Hij kon haar van een klif duwen. Of van een boot, net als zij met Patty had gedaan.
Meneer Braun was in zijn dromen vaak genoeg doodgegaan om te weten wat de meest barmhartige moord was. Beter een steek door het hart dan een wurgkoord om je nek. Liever een klap tegen het hoofd dan verdrinking. Maar meneer Braun kende zijn beperkingen. Zoals hij het had zien doen, zou hij het nooit kunnen. Geweld zat niet in zijn aard. Hij zou zijn tegenstander moeten verpletteren met andere middelen. Schoon en subtiel. Voor meneer Braun was Margo meer geworden dan een vrouw die zijn rust verstoord had, ze was de personificatie van het kwaad. Als hij haar kon uitschakelen zou alles weer als vanouds worden.
De villa was meer dan een mooie, luxueuze plek, het zou zijn bron van inspiratie en daadkracht worden. Door niets afgeleid, geheel teruggeworpen op zichzelf, zou hij zijn strategie bepalen, zijn plan uitvoeren, zijn overwinning proeven.
Meneer Braun had onderschat welke tol de werkzaamheden waartoe hij zich verplicht had van hem eisten. De zwaarte van de zaken was afgenomen, maar de frequentie was slopend. Hij kreeg steeds vaker ontvoeringen, een verademing na al die moorden. Er werd minder troep gemaakt bij een ontvoering dan bij een moord. Een nadeel was er ook: kidnappers waren vaker gemaskerd dan killers. Zodat als meneer Braun terugging naar de plaats van de misdaad, hij veel meer oog moest hebben voor details. Een ring aan een vinger, een tatoeage op een arm, het merk van een auto. Maar van de zes zaken die hij van Margo kreeg, werden er binnen drie maanden vijf opgelost. Wel bleken drie slachtoffers inmiddels dood en begraven.
Margo hield meneer Braun nauwgezet maar zakelijk op de hoogte van de resultaten die hij boekte, vaak las hij die mails echter niet eens. Hij was moe en als hij hersteld was, was zijn geest leeg. Hij durfde het eiland niet meer op, meisjes zag hij niet meer. Het zware werk en de geringe hersteltijd sloopten meneer Braun. Als hij niet met een masterplan kwam om zijn plaaggeest uit te schakelen zou hij gedoemd zijn in dit slopende ritme door te leven, tot de zaak kwam die hem fataal zou worden.
Elizabeth waakte als een moedertijger over meneer Braun. Door het verblijf op Nevis was haar huid bruin en gezond geworden, de zorgelijke blik was van haar gezicht geweken. Ze was elf kilo afgevallen. En vanzelfsprekend ontging het meneer Braun dat ze weer was aangekomen. Ze wilde dat hij het uit zichzelf opmerkte en droeg het bovenstuk van haar bikini boven een wijde, laag zittende rok. Hij keek niet naar haar buik. Dus vertelde ze hem dat ze zwanger was.
‘Ik ben blij voor jullie,’ zei meneer Braun.
Zijn gebrek aan enthousiasme kwelde Elizabeth, maar toen ze hem weer bezocht, had hij een tekening voor haar gemaakt. Een roze embryo in een helblauwe bol.
‘U kunt hem al zien?’
Meneer Braun haalde bescheiden zijn schouders op.
‘Weet u dat ik een broertje heb gehad? Hij is niet ouder dan twee geworden. Het was een mongooltje. Hij was al weg toen ik kwam. Na mij wilden mijn ouders geen kinderen meer. Ik denk dat ze het noodlot niet wilden tarten...’
‘Het zal een gezonde jongen worden,’ zei haar vriend.
‘Wat is dat toch met dit eiland, dat je je hier wilt nestelen? Wilt wortelen?’
Hij reageerde niet.
‘Waar denkt u aan, meneer Braun?’
Het was een vraag die de leraar verfoeide, en die hij van niemand anders dan Elizabeth verdragen zou hebben.
‘Voordat jij hier kwam,’ zei hij, ‘was er een vrouw die naar het eiland gestuurd was met een opdracht. Een vriendin van Margo, meer een werkneemster, eigenlijk. Haar missie was... Zij moest mij ervan overtuigen dat ik mijn gave moest exploiteren. Maar ze werd betoverd en vergat waarom ze gestuurd was.’
‘U hebt het over Patty, de vrouw die is verdronken.’
‘Verdronken, ja...’
‘Was ze een vriendin?’
‘Ik denk het wel.’
De steek van jaloezie die Elizabeth voelde stoorde haar.
‘Maar niet als jij,’ zei meneer Braun. ‘Ik heb verdriet om Patty, maar... mis ik haar?... Zoals ik jou zou missen als je weg zou gaan?’
‘Het gaat u alleen maar om mijn appeltaart!’
Meneer Braun glimlachte. Elizabeth stond op en omhelsde hem. Het was een knuffel waar meneer Braun op gesteld begon te raken.
Slechts één keer per week (altijd op donderdag) kreeg hij een zaak te behandelen. Meneer Braun las de dossiers in zijn leunstoel, trok zich in zijn kamerjas terug in de kinderkamer en produceerde zijn tekeningen. De hartslagmeter wilde hij niet meer om.
Hoewel de last door de aard van de zaken en de verbeterde omstandigheden minder zwaar was, leek meneer Braun somber te zijn. Elizabeth vreesde dat hij inmiddels zoveel gruwelijkheden had gezien, dat alles wat in zijn geest was opgeslagen hem in toenemende mate troebleerde.
Ze legde The Age of Innocence van David Hamilton op de plank naast de klassieke meesterwerken. Maar toen ze de volgende dag meneer Braun bezocht, had hij het fotoboek in een la gelegd.
Vaak reed meneer Braun, op wat hij zijn vrije dagen noemde, ’s ochtends naar The Hermitage. Hij installeerde zich op het terras van het restaurant. Hij las, hij sliep, hij keek wat om zich heen. Pas na het diner ging hij terug naar zijn villa.
Met Elizabeth en soms ook Roger kwam het gesprek dan op Margo. Meneer Braun had een favoriet woord voor wat hij met de vrouw wilde doen: kaltstellen.
‘Ik heb eens een film gezien,’ vertelde Elizabeth bij zo’n gelegenheid, ‘waarin een vrouw een man helemaal afhankelijk van haar maakte. En toen liet ze hem vallen...’
‘Hoe maakte ze hem afhankelijk?’ vroeg meneer Braun.
‘Ze was heel onzeker en...’
‘Dat kun je van Margo alvast niet zeggen,’ interrumpeerde Roger.
‘Iedereen heeft zwakke plekken,’ zei Elizabeth, ferm als altijd.
‘Ze is al afhankelijk. Van mij,’ stelde meneer Braun.
Roger spreidde zijn armen. ‘Verdwijn, meneer Braun. Vertrek met de noorderzon. Los op in het niets. Vind een ander eiland...’
‘Dat gaat niet gebeuren,’ zei Elizabeth resoluut.
Meneer Braun glimlachte. Hij genoot van deze complotgesprekjes, ze gaven hem het gevoel dat hij vooruitgang boekte.
‘Of we zouden haar gek moeten maken,’ vervolgde Elizabeth. ‘Hoe zou u gek te maken zijn, meneer Braun?’
Hij wist het meteen. De vraag voerde hem vijftig jaar terug in de tijd. Zijn vader die zijn zusje misbruikte. Zijn haat. Zijn machteloosheid.
Maar hij zei: ‘Ik zou het niet weten.’
‘Wat weten we van Margo? Roger, met jou heeft ze het meest contact gehad...’
‘Ze vertelt heel weinig over zichzelf. Ze heeft of had een galerie in New York. Maar ik heb ook een foldertje gezien van een expositie in Willemstad waar haar naam onder stond.’
‘Houdt ze van dieren? Heeft ze hobby’s? Familie? Afwijkingen?’
‘Biseksualiteit rekenen we zeker niet mee?’
‘Zou je met haar naar bed kunnen voor het goede doel, Roger? Of heb je dat al gedaan?’ plaagde Elizabeth.
‘Als we haar uit balans weten te krijgen, zal dat hooguit tijdelijk zijn,’ meende meneer Braun. ‘We zullen haar moeten compromitteren. Zwaar moeten compromitteren.’
‘Kaltstellen,’ zei Elizabeth met een zwaar Amerikaans accent.
Elizabeth begon aan een restauratieoperatie in The Hermitage. Er kwam nieuwe gordijnstof, schilders waren in de weer, in het zwembad werd de onderwaterverlichting vervangen. Alleen op vrijdag, als meneer Braun zijn nachtwerk had gedaan, reed ze naar The Last Resort. Dan haalde ze een stofzuiger door de villa, maar aan de rest van het huis kwam ze niet toe.
‘U zou een hulp moeten hebben,’ zei ze.
Maar daar ging meneer Braun niet op in.
Margo werd steeds minder onderwerp van gesprek.
Ineens stond Margo op de stoep. Het was op een zaterdagochtend. Meneer Braun had nog hoofdpijn van zijn laatste sessie. Hij dronk zijn koffie en vroeg zich af of hij de rit naar The Hermitage zou maken. Hij had geen auto gehoord, Margo maakte haar entree geruisloos.
‘Ik heb absoluut de verkeerde schoenen aan,’ was het eerste dat ze zei.
Meneer Braun keek naar haar donkerbruine pumps en langs haar gebronsde benen omhoog naar haar beige jurkje, en hoger, naar een gezicht dat licht opgemaakt was, naar roze lippen die zich in een hartelijke glimlach plooiden – en dan die toch ijskoude ogen...
Ik zal haar meenemen naar de steiger, dacht meneer Braun, misschien struikelt ze.
‘Ik wilde wel eens zien of mijn geld goed besteed is,’ zei Margo, terwijl ze op een tuinstoel plaatsnam.
‘Uw geld?’ vroeg meneer Braun.
Ze lachte. ‘Zonder u was ik nergens, dat weet ik ook wel. Ik kom ook naar uw gezondheid informeren.’ Ze legde een hand op zijn knie. ‘Behoort een kopje koffie tot de mogelijkheden?’
Het bezoek duurde niet langer dan drie kwartier. Het viel meneer Braun zwaar zijn nurksheid vol te houden: de vrouw was hartelijk en belangstellend. O, vielen de ontvoeringen hem lichter? Dan ging ze daar meer werk van maken. En wat was ze blij dat Elizabeth zo’n goede steun was. Ze vertelde van een grote slag die ze in voorbereiding had. Als dat lukte zat er misschien wel een pauze van een maand in. Ze vroeg of ze even binnen mocht kijken.
Meneer Braun leidde haar rond, maar het kinderkamertje liet hij niet zien. Ze bewonderde de beelden van Jean Chery en begreep dat deze plek meneer Braun de juiste condities verschafte om zijn werk te kunnen doen – als er nog iets was dat hij nodig had? Ze scheurde een strook van de keukenrol en vroeg om een glaasje water. Toen meneer Braun met het glas naar buiten kwam, zat ze haar hakken schoon te maken. Ze dronk het water op en net toen ze opstond gingen de sproeiers op het grasveld aan.
‘Wilt u mij hier houden, meneer Braun?’
‘Ik weet niet hoe ik het uit moet schakelen...’
‘Het geeft niet. Het zal me goeddoen.’
Op blote voeten, bijna dansend, lachend, wijkend voor de stralen, liep Margo weg van de villa. Meneer Braun keek haar na. Hij zou haar geen kwaad kunnen doen, niet echt.